Voor de aanleiding tot het gebruik van deze titel neem ik u mee naar een MT- meeting van topmanagers ergens in het late najaar. Het MT van een productieorganisatie was bijeen om de businessplannen voor het komende jaar te bespreken. Plots riep iemand: “Volgens mij dromen investeerders, van organisaties als olievelden waarin “Ja-knikkers” voor een stabiel hoge opbrengst zorgen”. De spreker schrok zelf zichtbaar van deze vondst. De organisatie als kale woestijnvlakte met oliepompen die gehoorzaam hun werk doen, was geen fijn perspectief. Echter, toen zijn collega’s luid begonnen te lachen ontspande hij en leek het een ieder te ontgaan dat hij een pijnpunt van het team had verbeeld.
Het managementteam worstelde al enige tijd met het budget voor het komend jaar. “Head count” verder naar beneden, productie omhoog, sales verdubbelen en verstandig omgaan met veiligheid, gezondheid en welzijn. De CEO had al aangegeven dat hij met handen en voeten aan dit budget was gebonden. Het was slikken of stikken volgens hem en kort daarna lag de metafoor op tafel. Ik wist dat het teamlid zinspeelde op de effecten van de geestdodende rationaliserings- en disciplineringsprocessen van de laatste jaren. Het “slikken of stikken” van de CEO gaf echter aanleiding ook te veronderstellen dat het hier over henzelf ging. Hun zekerheid en zelfrespect leken op het spel te staan. Investeerders maken de dienst uit. Het geld stuurt… “ja-knikkers”, dat was wat hen raakte.
Al geruime tijd is zichtbaar dat de machtsverhoudingen binnen beursgenoteerde multinationale ondernemingen aan het verschuiven zijn. De macht komt steeds centraler te liggen. Macht die gaat over strategie, organisatiestructuren, belangrijke benoemingen, investeringen, kosten en gewenste revenuen. Deze machtsverschuiving hangt samen met de toegenomen invloed van aandeelhouders. Zoals een plantmanager van een grote productielocatie in de metaal het uitdrukte: “Ik ben eigenlijk een uitvoerder geworden. Iedereen wil dat ik van alles doe en het moet het liefst gisteren af. Ik mag geen mail missen anders komt er gedonder. Ik ben eigenlijk niet meer dan een afdelingshoofd. En goed beschouwd is mijn baas dat ook”.
“Topmanagement focust op snelle winst”, kopte de Volkskrant onlangs. Onderzoek (Harvard Business Review, jan-feb 2014) wees uit dat het merendeel van de topmanagers zich niets aantrekt van organisaties zoals de OESO, de G20 en het World Economic Forum, die pleiten voor een duurzame vorm van kapitalisme (VK, 30/12/2013 pg. 1). Volgens deze krant verwaarlozen concerns onder druk van beleggers hun langetermijnstrategie. Prof. Dr. Henk Volberda, van de Erasmus Universiteit Rotterdam, is ook die mening toe gedaan. In een interview met “De Ochtend” op Radio 1 (06/01/2014) kritiseert hij het zogenaamde kwartaalkapitalisme. De focus van de bedrijfsleiding ligt op de kwartaalcijfers die de koers van het aandeel bepalen en niet de continuïteit op de lange termijn. Volberda geeft aan dat 84 % van de Nederlandse bedrijven sturen op kosten waardoor investeringen achterblijven. Investeringen die nodig zijn voor het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en businessmodellen. Volberda spreekt niet over de kwaliteit van de arbeid, de werkgelegenheid en de effecten op de samenleving. Deze zijn echter met innovatie onlosmakelijk verbonden.
Je zou mogen verwachten dat topmanagers in een MT openhartig met elkaar constateren: “we zitten hier diep in de ‘shit’; we hebben in feite geen ‘fuck’ meer te vertellen ”; “het wordt hier dor en saai”. Gevolgd door de vraag: “hoe komen we hier op een fatsoenlijke wijze uit; hoe bieden we tegenspel; hoe kunnen we ervoor zorgen dat we goede producten blijven maken; dat het werk betekenisvol en uitdagend is; dat het goed toeven is op deze werkplek; hoe houden we rekening met de belangen van de medewerkers; met de frisse ambities van jongeren; met de toekomst van deze regio en met de samenleving”. Het zijn vragen naar het morele kader waarbinnen organisaties zich ten behoeve van ons allen zouden moeten ontwikkelen. Het lijkt erop dat het topmanagement klakkeloos, misschien wel slaafs ja-knikkend, tegemoet komt aan de wensen van de investeerder. Dat zij geen morele overwegingen in hun besluitvorming betrekken. Dat het topmanagement het eigenbelang vooropstelt omdat het profijt van de aandeelhouder, ook het persoonlijke succes voor henzelf betekent. De vraag is echter of deze suggestie niet iets te kort door de bocht is.
Er blijken in ieder geval topmanagers te zijn die een langetermijnstrategie van hun bedrijf verdedigen. In het interview noemt Volberda het topmanagement van ASML als goed voorbeeld. De Volkskrant laat voormalig topman van de ING, Jan Hommen, aan het woord. Die zegt dat de aandeelhouder wel degelijk bereid is naar een goed verhaal te luisteren. Het voorbeeld van het MT waarmee ik dit verhaal begon laat zien dat het topmanagement weliswaar worstelt met dit thema, maar bakzeil haalt. Dit heeft mogelijk verschillende oorzaken:
- de vraag is namelijk wat nu precies de top van de organisatie is. Organisaties zijn gelaagd. De boodschappen van de investeerder worden van laag naar laag doorgegeven. Op welke laag moet de discussie worden gevoerd “of het wel goed is, wat we doen”.
- Wie is “we” eigenlijk? Vaak is er geen “we”. De managers functioneren meestal in ingewikkelde matrixen. Zij hebben verschillende rapporteringslijnen, afhankelijkheden en loyaliteiten naar diverse verantwoordelijke ‘bazen’. Deze ‘bazen’ hebben geen interesse in de uitwerking van hun maatregelen op de lokale organisatie.
- Topmanagers zullen niet snel hun twijfels met anderen delen. Je weet immers nooit hoe een droevige uitspraak in het MT zijn weg door de matrixorganisatie vindt. En waar nervositeit heerst rondom het behalen van financiële doelstellingen wordt het carrièreperspectief snel ter sprake gebracht: ”Als jij het niet kan, ik ben er zeker van dat je opvolger het wel kan”.
- En dat zijn er natuurlijk ook nog de persoonlijke ambities van de verschillende MT leden die een gemeenschappelijke langetermijnvisie lastig maken.
- Tot slot noem ik nog het verschijnsel dat ook topmanagers de informatie over de toekomst van de onderneming pas ontvangen als de beurs uitvoerig is geïnformeerd.
De situatie is complex. In het HBR onderzoek zeggen de auteurs dat topmanagers zijn verontschuldigd om vervolgens de verantwoordelijkheid direct bij de investeerder te leggen; bij ónze pensioenfondsen bijvoorbeeld. Toch lijkt het goed dat elk managementniveau zijn aandeel onderzoekt en zijn positie bepaalt in de problematiek waarbij bedrijven meer en meer worden uitgekleed met hoge maatschappelijke kosten als gevolg. Dat niet wordt geïnvesteerd in mens en middelen om constant te kunnen innoveren. Dus ook de topmanager heeft hier een bijzonder opgave. Hij was toch in de wieg gelegd om te leiden en niet te volgen? Hem werd toch het bedrijf toevertrouwd vanwege zijn krachtige persoonlijkheid, integriteit en waardevolle principes? Is de topmanager ongemerkt een pad gaan lopen dat hij nooit had willen bewandelen? Komt zijn zelfrespect onder druk te staan? Dan is er voor hem persoonlijk werk aan de winkel. Er staat heel wat op het spel. Want als investeerders gaan managen en het topmanagement slechts ja-knikt zullen teveel organisaties onnodig gaan lijken op uitgeputte olievelden in de woestijn.